Oorsprong

Onze inheemse Zwarte bij heeft er toch wel een avontuurlijke ontstaansgeschiedenis op zitten. Afstammende van voorouders uit Centraal-Azië tot dominerend over noordelijk Europa. Hieronder komt u er het fijne van te weten.

Lang lang lang geleden

Ongeveer 6 miljoen jaar geleden geraakte een groep voorouders van onze honingbijen opgesplitst in Centraal-Azië (zie gele ster Figuur 1). Het ene deel trok vervolgens naar het zuidoosten (zie rode pijlen Figuur 1); dit deel evolueerde tot Apis cerana, de Oosterse honingbij. Het andere deel trok naar het westen (zie zwarte pijlen Figuur 1); dit deel evolueerde tot Apis mellifera, de Westerse honingbij. (Wallberg et al., 2014) We zullen vanaf nu verder op Apis mellifera focussen. Tijdens dat kolonisatieproces van het westen geraakte die honingbij-populatie geregeld opgesplitst in subgroepen. Zo ontstonden er binnen Apis mellifera geleidelijk aan evolutionaire linies: linie M, de subgroep die Europa langs een noordelijke route koloniseerde; linie C, de subgroep die Europa van langs de Middellandse Zee koloniseerde; linie A, de subgroep die Afrika koloniseerde en linie O, de subgroep die Klein-Azië en het Midden-Oosten koloniseerde.1 Deze evolutionaire linies kunnen van elkaar onderscheiden worden op basis van het mitochondriaal DNA (mtDNA)2 van honingbijen. Figuur 2 geeft een beeld van de natuurlijke geografische spreiding van deze 4 linies, inclusief de verschillende ondersoorten die uiteindelijk door natuurlijke selectie en evolutie binnen die linies ontstaan zijn.3

Figuur 1: Weergave van hoe zich vanuit een gemeenschappelijke voorouder-populatie in Centraal-Azië (gele ster) 2 hoofd-migratiestromen zich ontwikkeld hebben: 1 naar het zuidoosten van Azië (rood), Apis cerana, en 1 naar het westen (zwart), Apis mellifera. (Jeroen Heremans, bewerkt door Dylan Elen)

 

Figuur 2: Weergave van de geografische spreiding van de evolutionaire linies binnen de Westerse honingbij, Apis mellifera. (Keith Delaplane)

1 Er is een discussie bestaande over het al dan niet erkennen van een vijfde linie, Y, op het Arabisch schiereiland.

2 Dierlijke cellen bezitten mitochondriën, de “energiefabriekjes van de cel”, welke hun eigen DNA hebben en steeds van moeder op nageslacht overerven. Op basis van verschillen in de COI-COII regio op dit DNA kan onder andere nagegaan worden tot welke evolutionaire linie een honingbij behoort.

3 Speciatie, het biologisch principe principe achter het ontstaan van soorten zal ik in een volgend artikel toelichten.

Migratie gestuurd door klimaat en topografie

Door toedoen van ijstijden, afgewisseld met warmere periodes, migreerde de Europese tak van linie M4 herhaaldelijk van noordelijk Europa (Frankrijk tot Scandinavië) naar zuidelijk Europa (de Zuid-Franse Languedoc en Provence aan de Middellandse Zee, alsook het Iberisch schiereiland) en terug. Tijdens de laatste ijstijd (Weichseliaan, 116 000 – 11 700 jaar geleden) “overwinterde” linie M in Noordoost-Spanje, tussen de Pyreneeën en het Iberisch Randgebergte (zie zwarte ster Figuur 3). Met de overgang naar het Holoceen (11 700 jaar geleden – heden) warmde het klimaat in Noord-Europa opnieuw stilaan weer op met heroplevende vegetatie tot gevolg. Geleidelijk aan werd het gebied dus ook weer aantrekkelijk voor bestuivers zoals honingbijen. Een deel van linie M greep die kans en migreerde opnieuw naar het noorden (zie rode pijlen Figuur 3), dit deel evolueerde tot de ondersoort Apis mellifera mellifera, oftewel de Zwarte bij. De rest van linie M bleef ter plekke of migreerde doorheen het Iberisch schiereiland (zie paarse pijlen Figuur 2) en evolueerde tot de ondersoort Apis mellifera iberiensis, oftewel de Iberische bij. (Miguel et al., 2007) Honingbijen van linie C [(zoals Apis mellifera ligustica, de Italiaanse bij (zie geel omringde zone Figuur 3) of Apis mellifera carnica, de Carnioolse bij (zie grijs omringde zone figuur 3)] konden daarentegen niet noordwaarts migreren, ofwel omdat zij gevangen zaten achter natuurlijke barrières (vaak bergketens: Alpen, Karpaten etc.) ofwel waren ze evolutief niet geschikt om noordwaarts te migreren.

Figuur 3: Weergave van de “overwinteringslocatie” van linie M tijdens het Weichseliaan; de migratieroutes van Apis mellifera mellifera (rood) en Apis mellifera iberiensis (paars), evenals de “overwinteringslocaties” van honingbijen van linie C die vervolgens zouden evolueren tot Apis mellifera ligustica (geel) en Apis mellifera carnica (grijs). (San Jose (Wikipedia), bewerkt door Dylan Elen)

Bij die noordwaartse migratie van het beestje dat uiteindelijk onze Zwarte bij zal worden, valt op te merken dat die migratie plusminus gelijk verliep met die van onder meer Linde (Tilia sp.) en Eik (Quercus sp.). Ergens logisch, want honingbijen konden hun territorium slechts uitbreiden bij aanwezigheid van stevige bomen waarin door andere organismen (zoals spechten) eerst holtes waren gecreëerd, zie Figuur 4 (lees ook Nestruimte). (Ruttner, Millner & Dews, 1990) Het gebied dat de Zwarte bij zich uiteindelijk als habitat eigen maakte, strekt zich uit van Zuid-Frankrijk tot Scandinavië en van de Britse eilanden tot de westzijde van het Oeralgebergte, in deze zone is dus enkel zij “de inheemse honingbij” (zie ook Figuur 5).

Figuur 4: Een kolonie Zwarte bijen levende in het wild in Wales, de vliegopening is sterk gepropoliseerd en wordt goed bewaakt. (Dylan Elen)

4 Er bestaat namelijk ook een Centraal-Aziatische tak van linie M, waarbinnen de ondersoort Apis mellifera sinisxinyuan ontstaan is.

Biodiversiteit van de Westerse honingbij in Europa

De kaart hieronder (Figuur 5) geeft de natuurlijke spreiding van de habitats van de verschillende ondersoorten weer zoals deze op natuurlijke wijze langzaam tot stand gekomen is na het einde van het WeichseliaanglaciaalFiguur 6 daaronder toont tot slot telkens een werkster van al die Europese ondersoorten. Voor de Kretenzische honingbij (Apis mellifera adami) werd daarbij een foto (nr. 10) uit een museumcollectie gebruikt daar deze ondersoort sinds eind jaren ’90 als “uitgestorven” beschouwd wordt (Hazanis & Bouga, 2003). Echter, ook andere ondersoorten, waaronder onze Zwarte bij, vergaat het moeilijk. Meer hierover leest u bij het topic Teloorgang.

Figuur 5: De natuurlijke habitats van de verschillende Europese ondersoorten (auteur: Karl Udo Gerth; bewerkt door Dylan Elen)

 

Figuur 6: Werksters van de verschillende Europese ondersoorten van de Westerse honingbij (Apis mellifera), cijfers komen overeen met die gebruikt voor de habitats in Figuur 5. (Dylan Elen)

Referenties

HARIZANIS, P. & BOUGA, M. 2003. Genetic structure of the Bee from Crete Island (Greece). XXVIIIth International Apicultural Congress, Final Programme and Book of Abstracts, Ljubljana, Slovenia, p. 696.

MIGUEL, I.; IRIONDO, M.; GARNERY, L.; SHEPPARD, W.S. & ESTONBA, A. 2007. Gene flow within the M evolutionary lineage of Apis mellifera: role of the Pyrenees, isolation by distance and post-glacial re-colonization routes in the Western Europe. Apidologie, 38(2):141-155.

RUTTNER F.; MILNER, E. & DEWS, J.E. 1990. The Dark European Honey Bee, Apis mellifera mellifera Linnaeus 1758. British Isles Bee Breeders’ Association, Derby, UK.

WALLBERG, A; HAN, F.; WELLHAGEN, G.; DAHLE, B.; KAWATA, M.; HADDAD, N.; SIMOES, Z.L.P.; ALLSOPP, M.H.; KANDEMIR, I.; DE LA RUE, P.; PIRK, C.W. & WEBSTER, M.T. 2014. A worldwide survey of genome sequence variation provides insight into the evolutionary history of the honeybee Apis mellifera. Nature Genetics, 46(10).

Algemene opmerking

Buiten Apis cerana en Apis mellifera bestaan er natuurlijk nog andere soorten honingbijen (A. dorsata, A. florea, A. andreniformis, A. koschevnikovi en A. nigrocincta), dezen worden hier voor de eenvoud achterwege gelaten daar zij zich ofwel reeds eerder afsplitsten van de groep oer-honingbijen waaruit A. cerana en A. mellifera ontstaan zijn ofwel ontstaan zijn uit een latere afsplitsing van de groep waaruit A. cerana ontstaan is. Ook binnen Apis cerana en sommige andere Apis-soorten worden tegenwoordig ondersoorten onderscheiden.